Molenzorg
navigatie Zwevegem, West-Vlaanderen
Foto van Mortiersmolen, Zwevegem, Foto: Donald Vandenbulcke, Staden | Database Belgische molens © Foto: Donald Vandenbulcke, Staden

Mortiersmolen
Twee Molensstraat 25
8550 Zwevegem
oostzijde
400 m ZW v.d. kerk
kadasterperceel D375
50.808895, 3.331875 (Google Maps)
Stichting Bekaert-de Liedekerke-Vroman, Leefdaal; in beheer van vzw Mortiers Molen (Chaussée de Hondzocht 501, 1480 Tubize)
tussen 1775 en 1800
Staakmolen met gesloten voet
Korenmolen
Driezolder
Gelaste roeden, verdekkerd (1935), 24,60 meter
Twee steenkoppels, haverpletter
Maalvaardig
M: monument,
04.04.1944 - 09.02.1946
Frederik Vroman, Tubize (tel. +32 473 694 523)
Op afspraak: Frederik Vroman, tel. +32 473 694 523, e-mail: mortiers.molen.zwevegem@gmail.com
04162 (allemolens.nl)

Beschrijving / geschiedenis

Mortiers Molen is een houten korenwindmolen, type driezolder, aan de oostzijde van de Twee Molensstraat (nr. 25), op 400 meter ten zuidoosten van de kerk an Zwevegem.

De staakmolen is genoemd naar het laatste geslacht dat beroepshalve de molen bemaalde tijdens de periode van 1888 tot 1958. Omer Dumortier (° 11 januari 1882 – 22 oktober 1958) hielp vanaf 1893 met zijn vader Joseph de molen bemalen. Op het einde van zijn leven kon Omer de trap van de molen niet meer op en werd hij bijgestaan door wijlen Stefaan Vroman, toen nog student, die onder de kundige leiding van Omer de molen liet draaien.

Deze korenmolen met drie zolders werd opgericht tussen 1775 en 1800. Hij komt nog niet voor op de Villaretkaart, maar wel op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "Moulin Stamkot" (= stampkot of oliemolen). In de 19de eeuw komt hij voor  in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855), telkens met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen, en met het  algemeen windmolensymbool op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850). 

Mortiersmolen werd rond 1800 gebruikt door een zekere Maes die verwant was met de Maesen van de Molen te Wulfsberghe en de Losschaertmolen in Zwevegem.

Voor 1814 vestigde Charles Vandemaele zich op de molen. Hij maakte in 1813 mee hoe een bende Franse scherpschutters langs zijn molen opkwam. In een balk van de molen staat zijn naam gebeiteld "1826 C V D Maele". Voor 1834 behoorde de molen toe aan zijn weduwe en kinderen. Een van hen, landbouwer Ivo Vandemaele uit Zwevegem, kocht de molen aan op 21 november 1854. Zijn nazaten verkochten de molen op 13 juni 1911 aan Leon Leander Bekaert, stichter van het wereldconcern Bekaert,

Eind december 1880 was Désiré Demerode de molenaar. Hij was een boerenzoon die op 11 november 1853 in Zwevegem geboren werd. Hij huwde met Mathilde Hutsebaut, geboren in Melle in 1848. Dat gezin verhuisde op 10 september 1886 met de vier kleine kinderen naar Landegem. Eind 1880 was er als inwonende mulder: Charles Vanhulle, geboren in Ooike in 1857. Hij was tevens nog molenaar geweest op het Stampkot van Sint-Denijs en de Molen van Bavegem in Moen. Van 20 juli 1881 tot 21 maart 1882 was Edmond Cuyl (geboren in Zomergem op 22 september 1855) de muldersgast.

In 1888 kwam het gezin Joseph Dumortier-Penez het molenhuis bewonen. Ze waren afkomstig van de hofstede waar tot 1875 de "Molen te Sweveghem" had gestaan, maar Joseph werd geboren in Bellegem op 15 september 1842. Op 23 oktober 1889 kwam er een molenaarsknecht inwonen: Francis Maes, geboren in Ooike op 25 december 1830. Eind 1890 was er een andere molenaarsknecht: Charles Heldenbergh, geboren in Hulste op 12 juli 1831, overleden in Zwevegem op 24 augustus 1903.

Zoon Omer Dumortier, die gedurende vele jaren op de molen werkte, werd geboren in Zwevegem op 1 januari 1882. Op de staak in de meelzolder staat het volgende opschrfit geschilderd: "Omer Dumortier 1893". Hij was toen elf jaar. Dit is misschien het jaar waarin hij voor het eerst in de molen werkte.

Joseph Dumortier overleed in Zwevegem op 10 januari 1912; De aangifte werd gedaan door zijn zonen Omer en René, die toen allebei net als hun vader geregistreerd stonden als molenaars. Het was echter Omer die na de dood van Joseph dé mulder van Mortiersmolen zou worden.

Toen Omer Dumortier op de molen begon waren van daaruit tal van andere molens te zien. Naast de buurmolen, de nog bestaande Stenen Molen van Zwevegem, waren dat onder meer ook: de nog bestaande Molen te Claere en de Molen te Perre in Sint-Denijs, de (nog bestaande) Stenen en Houten Molen van Tiegem, de Losschaertmolen in Zwevegem, de (thans verplaatste) Koutermolen in Stasegem, de nog bestaande Muizelmolen in Hulste, de nog bestaande Poelbergmolen in Tielt, de nog bestaande Declercqs molen in Deerlijk, de nog bestaande Stokerijmolen in Kuurne, de molen in Bellegem... In 1900 kon hij vanuit zijn eigen molen nog altijd 32 molens zien.

Stefaan Vorman, die als onge knaap Mortier al kwam helpen, verhaalt wat hij hoorde over Omer in de eerste wereldoorlog: "In de laatste twee jaar van de eerste wereldoorlog mocht er praktisch niet gemalen worden en waren de molens verzegeld. Al het graan was opgeëist voor het Duitse leger, dat het - onder streng toezicht - liet malen in bepaalde grote maalderijen. Dus meaalde men stiekem in de nacht. Dumortier stuurde dan zijn zuster Rufina "Fina" en een knecht op de loer naar de oprit aan de Kwadepoelstraat en de oprit aan de Avelgemstraat. De Duitse patrouilles te paard waren namelijk gemakkelijk van ver te horen aan het gekletter van de paardenhoeven. Later we niet vergeten dat er geen nachtelijk lawaai was behalve ergens een blaffende hond of een verstrooide koe. Er was ook geen straatverlichting op de buiten. Plotseling kwam Fina hijgend aangelopen om te zeggen dat de Duitsers afkwamen van de Stenen Molen naar Mortiers. De molen werd nogal bruusk stilgelegd, maar er was uiteraard geen tijd genoeg om te ontzeilen. Omer deed de molendeur van binnen dicht en ruimde bliksemsnel de sporen van versgemalen meel op. Hij deed alsof hij in de molen sliep. Zijn broer Hector, die aan de Losschaert woonde, mocht daar zelfs niet zijn, omdat de Losschaert een ander "Gebiet" was. Hector kroop dan maar op de molenas achter het vangwiel en maakte zich zo klein mogelijk. De Duitse soldaten kwamen de molentrap op en lieten Omer de deur openmaken. Ze beschuldigden hem ervan met de molen gedraaid te hebben, wat hij ontkende. Op de vraag wat hij 's nachts in de molen deed, antwoordde hij dat hij er sliep omdat hij daar graag was. Op de vraag waarom de molen gezeild was antwoordde Omer dat het was om de zeilen eens goed te drogen... Met zijn carburelamp liep een van de soldaten naar boven en verlichtte alle hoeken en kanten, ook de plaats waar Hector zich muisstil hield. Hector deed in zijn broek van schrik - dat was althans wat Omer later vertelde. De soldaat nam het deksel van de steenkuip en stak zijn hand op de plaats waar het meel lag: het was kokend heet. Omer werd onder gevloek meegenomen en opgesloten in de gemeenteschool. Fina liep naar al wie enige invloed kon hebben, maar het kostte veel moeite om te beletten dat Omer Dumortier werd opgepakt voor een andere bestemming. Hector was, toen alles stil was geworden, door de donkere velden naar huis gevlucht. Uiteindelijk bleek dat de molen verraden werd door de maan die in die heldere nacht aan het zinken was in het westen: van in de Avelgemstraat hadden de Duitsers te paard opeens de wieken 'door de maan' zien slaan!"

Heemkundige en volksvriend Alberik Ovaere typeerde Omer Dumortier als volgt: "Omer was een echte windmolenaar, in hart en ziel met zijn molen vergroeid. Altijd was hij bereid uitleg te verstrekken over zijn oude vriend en men kon het hem aanzien dat hij dit met veel genoegen deed. Want daar sprak hij over als over een oud, trouw kameraad. Met de jaren is ook hij verplicht geweest een mechanische maaldeirj naast de moeln in te richten, om de concurrentie het hoofd te kunnen bieden. Maar daar liet hij liever het werk over aan een knecht, die hem op het boerderijtje kwam helpen."

Mortier had altijd een helper of "domestiek", zolas Omer Vandenbussche uit Ruiselede die later molenmaker en molensteenscheper werd, Jerome Ryckaert en Jef Delgat in de tweede wereldoorlog, Georges Geeraert van de Wulfsberg, na de oorlog tot in 1947, en daarna ook diens broer Roger, gedurende een paar jaar. En heel wat anderen. Het vroegere molenhuis met aanpalend schuurstje, zichtbaar op de prentkaart uit 1935, en het maalkot werden in 1962 afgebroken.

Terug naar Alberic Ovaere: "Het grootste deel van zijn leven heeft Omer op de molen doorgebracht. Daar zocht hij met zijn kijkfer de verten af, vooral dan in de richting der aan Kortijk-Gent. Dan sloeg ij de bomenrijen gade en kon op die manier de windsterkte schatten. Zo kon hij immer zijn molen uit de wind zetten tegen dat de vlagen hier aanrukten. H ij was een bijzonde goede weerprofeet en miste zleden in zijn voorspellingen."

Commentaar van Stefaan Vroman: "Die verrekijker had hij van een Duits soldaat "gekregen" in de eerste wereldoorlog. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlgo moet hij die kijker goed verstopt hebben, want de Duitsers waren niet bepaald gelukkig met zulke trofeeën uit de eerste oorlog!" 

In Mortiersmolen werd er in de jaren 1920 geprobeerd elektriciteit op te wekken om de maalstenen (vooral dan de Engelse stenen om bloem te kunen maken) te doen draaien met een elektrische motor in het maalkot, dat aan de zuidkant van de molen was opgericht, met daarin twee koppels stenen en een builinstallatie om witte bloem te maken. In de molen was een nieuw aandrijfwiel met kammen geplaatst, dat in de kammen van het vangwiel moest draaien. Gelet op het trage toerental vielen de motoren die de maalstenen aandreven stil en ze geraakten niet meer op dreef bij opnieuw opkomende wind. Alles en nog wat zorgde ervoor dat de "overblijvende" energie zich in warmte omzette en de motoren verbrandden. Charles Soetens (in Zwevegem: "Saerel Zoete"), de eerste werkman van Leon Leander Bekaert en diens vindingrijke technicus, was ook betrokken bij die lovenswaardige maar falende plannen.

Mortiersmolen heeft nooit een builmolen gehad en de molenstenen zijn niet geschikt om tarwe te malen tot bloem. Het grootste molensteenkoppel is afkomstig uit de molen van Bellegem, gesloopt na 1918.

Na de eerste wereldoorlog begon de molenkast te zinken in haar hoekstijlen, omdat ze verkeerd gebouwd was: de korbelen tussen de verschillende lijsten zijn averechts geplaatst, zodat ze niet alleen geen nut hebben maar integendeel de molenconstructie overbelasten. De molen kon niet meer worden gekruid naar de windrichting en dreigde zelfs uit elkaar te vallen. Eigenaar Leon Leander Bekaert liet zijn eerste werkman Charles Soetens (in Zwevegem: "Saerel Zoete") de molen weer in elkaar trekken: Saerel bracht binnenin zware ijzeren  profielen en trekhaken aan, zodat hij weer samenhield. De vier ijzeren kaders hebben Mortiersmolen tot 1990 zijn 'uniek' uitzicht gegeven. Bij een restaruatiebeurt in 1990 werden die kaders echer verwijderd en vervangen door verborgen trekstaven in de molen, wat de esthetiek erg ten goede is gekomen.

In 1935 werd vedekkering aangebracht. Mortiersmolen is momenteel de laatste staakmolen ter wereld met volledig verdekkerde roeden die nog overeind staat, dank zij zijn specifieke stormbeveiligingen. Omer Dumortier heeft praktisch nooit zijn molen verlaten en zeker was er altijd een bevoegd persoon ter plaatse voor het geval dat er een storm zou opkomen.

Dat Mortiersmolen al in 1935 als een der eerste in Vlaanderen verdekkerd was is duidelijk te zien op de enige prentkaart van deze periode, de oudste die er van de molen bestaat. Op diezelfde kaart krijgen we ook een beeld van het molenaarshuis dat in 1935 nog maar recent was opgetrokken en dat eigenaardig genoeg een bovenverdieping heeft. Wel was het een huis met een plat dak, maar toch moet het de molen in zijn windvang uit het noorden gehinderd hebben.

De gietijzeren molenaskop was wat scheef gegoten door de firma Sabbe-Masselis uit Roeselare, zodat de molenas bij het draaien in een minimum van tijd alle banestenen deed barsten. Daarom werd de aslager vervangen door een gietijzeren halve ring voorzien van een bol die rustte in een halve pot, gegoten in een plat stuk gietijzer dat op de windpulm was bevestigd. In die ring lag een schelp in brons waarop de molenas draaide. Heel die constructie maakte het de scheve molenas mogelijk bij het draaien in zijn aslager te wringen. Deze vernuftige vondst wordt in de molen bewaard.

De molen werd, net als vele andere West-Vlaamse molens, beschermd op 4 april 1944, dus onder de Duitse bezetting.

In 1948 werden de veel te zware I-profielen op de berriebalken geplaatst onder leiding van Charles Soetsns door twee smeden (Cesar Coudyser en René Moreel) en een timmerman (Gustaaf Loncke) van de Bekaertonderneming. Hierbij stak ook Roger Geeraert, die Omer Dumortier af en toe wat kwam helpen, een handje toe. De bedoeling van deze ingreep was de verzakte molentrap en staart weer op te halen, maar deze werkwijze was 'naast de kwestie' en eigenlijk nutteloos.

Ook in 1948 brak de buitenroede tijdens het draaien en rukte eens tuk van de moelnkap af. De gebroken Van Vyncktroede werd vervangen door een nieuwe Verghaegheroed, die uit Ruddervoorde werd gehaald met de boomezel, getrokken door twee paarden. Op dit vervoermiddel reed een jongeman zcih bij valavond te pletter, dichter bij de ophaalvrug van Stasegem. Hij reed tegen het ver uitstekend einde van de moelnroede, dat helemaal niet verlicht was, zoals dat in die tijd de slechte gewoonte was. De jongeman overleed uiteindelijk aan de gevolgen van het ongeluk, waaraan zo weinig mogelijk ruchtbaarheid werd gegeven. De verdekkering voor die ongeluksroede, klaargemaakt bij Verhaeghe in Ruddervoorde, werd daarna door de bovengenoemde arbeiders van Bekaert op de roede gemonteerd.

De laatste beroepsmolenaar Omer Dumortier (geboren in Zwevegem op 11 januari 1882) overleed na een ziekte  op 22 oktober 1958. In de laatste maanden van zijn leven kon de oude mulder niet meer naar boven in de molen. De jonge Stefaan Vroman, nog student, die Omers pijnlijk einde meemaakte, heeft de molenaarsstiel aan Omer geleerd en draaide in de laatste maanden van Omers leven alleen met de molen. Vanuit zijn zetel hield Omer de molen echter in het oog en wanneer Stefaan Vroman wat te vlug (of te traag) draaide, sloeg hij met de ijzeren punt van zijn stok op het glas van het raam, een geklop dat tot in de molen te horen was.

Na Omers dood zorgde Stefaan Vroman verder voor de molen. Hij kwam er zelfs in studeren, mocht er alleen geen boeken laten liggen, vanwege de... muizen;

In 1961 werden molenhuis en molen verhuurd. Dat betekende dat Vroman geen toezicht meer kon houden. Het molenaarshuis en het maalhuis werden in 1962 gesloopt. Toen de huurder acht jaar later wegging was er veel in slechte staat geraakt. Door de open molenkap sijpelde water binnen op de molenas, het vangwiel, de windpulm... De molen kon niet meer draaien. Een van de steekbanden was aan het rotten door scheuren in de bedekking van het teerlingkot. Gelukkig toonden de opeenvolgende beheerders vanhet goed van de familie Bekaert veel begrip.

Mortiersmolen was bij de dood van Leon Leander Bekaert in 1936 overgegaan in de handen van de drie dochters van zijn overleden zoon Maurice: Geneviève, Nicole en Jacqueline Bekaert. In 1974 werd de molen eigendom van één tak van die familie, met name de familie de Liedekerke-Bekaert? Leon Leanders geestdrift voor de molen sloeg over op graaf en gravin Charles-Antoine de Liedekerke - Nicole Bekaert en de molen kon progressief worden gerestaureerd en in het dorge gebracht. Het kruiwerk kon hersteld worden en het draaiende werk werd weer bruikbaar gemaakt. 

Dit gebeurde vooral door Stefaan Vroman (°Zwevegem 1941 - +Elingen 2011), die als student molenaar Omer Dumortier had leren kennen en na zijn huwelijk met mevr. Godelieve Dhaenens (van de Moulin Dhaenens in Moulbaix) als genecoloog in Elingen woonde. Hij werd wrevelig als hij het over de perikelen van zijn molen had: "Tot tweemaal toe meenden inspecteurs van Monumentenzorg dat ze een proces-verbaal moesten opmaken omdat er onderhoudswerken werden uitgevoerd zonder hun toelating. Alsof wijzelf geen verstand genoeg hebben van dringend molenherstel of ooit van plan waren deze molen te beschadigen of te verminken! Of moeten we die lui een lijstje geven van molens die slecht hersteld en opgeleverd zijn en nooit hebben of zullen kunnen draaien, met hùn 'goedkeuring'? Dat ze op die pllatsen gaan kijken end aarna naar Mortiersmolen Als wij trouwens hadden moeten wachten op de officiëme procedure - deze spoedprecedure duurde al meer dan vij fjaar - dan was Mortiersmolen allang een puinhoop geweest. Regelmatig onderhoud en de beveiliging met stormkabels hebben de molen als laatste exemplaar met Dekkerwieken laten overleven."

Ondanks alle onderhoudsbeuren en restaruaties zoude enorme waterschate, aangericht in de jaren 1960, op het einde van de jaren 1980 haar tol opeisen. Hele steunbalken werden opgevreten door zwammen en andere parasieen. De molenas was 20 centimeter gezonken in de windpeluw en ook het mlenkuris had zijn beste tijd achter de rug. De molen kon niet meer draaien en het werd stil in ijn omgeving.

Achter de schermen werkte Stefaan Vroman koortsachtig aan een restauratie. Daarbij werd een beroep gedaan op de spoedprocedure voor dringende herstellingen voor een maximum bedrag van 3.333.333 frank, waarbij de Vlaamse Gemeenschap 60 procent, de provincie ende gemeente elke 15 procent en de eigenaar 10 procent moesten bijdragen. De werken werden uitgevoerd door Molenbouw Peel bvba uit Gistel. Vier jaar later, in 1994, was de restauratie voltooid: nieuwe molenas, nieuw verdekkerd molenkruis (verdekkering behouden wegens hun industrieel-archeologische waarde), grondige vernieuwing aan het vangwiel en het voorwiel, nieuwe kammen in het draaiende werk, nieuwe plaatsing en afregeling van de maalinstallatie, nieuwe molenstaart, trap en rkuiwerk, alsook de volledige vervanging van de voorweeg. Ook de molenkap werd volledig vernieuwd. Boven de ingangsdeur en op de windwijer boven op de makelaar prijkt nu  het wapen van de familie de Liedekerke.

De molen werd op 11 september 1994 - Open Monumentendag - officieel ingewijd. Op 17 augustus 1994 werd de vzw Mortiers Molen, Stichting Bekaert – de Liedekerke – Vroman, opgericht onder het voorzitterschap van graaf Charles-Antoine de Liedekerke. In 2000-2001 onderging de molen een nieuwe restauratiebeurt, met o.a. een nieuw teerlingkot, nieuwe kruisplaten en schoren van het gebint. Uitvoerder was Molenbouw Peel-Thomaes uit Gistel. Dr. Stefaan Vroman stelde de molen opnieuw in werking als vrijwillig molenaar tot ca. 2008.

Hij overleed op 10 oktober 2011 na enkele jaren ziekte. In de voorafgaande periode werd hij bijgestaan door zijn zoon Frederic, eveneens gediplomeerd molenaar, die geestdriftig het werk van zijn vader wil voortzetten.

N het overlijden van Stefaan Vroman sotnd de molen geruime tijd stil. 

Molinoloog en gediplomeerd meester molenaar Freddy Deweer, tevens vriend van de familie Vroman, besliste na de dood van Stefaan zijn taak over te nemen. Op 28 maart 2012 werd tijdens de algemene vergadering van de vzw Mortiers Molen beslist om Frederik Vroman en Freddy Deweer aan te stellen als molenaars van Mortiers Molen. Het voorzitterschap, waargenomen door graaf Charles-Antoine de Liedekerke, werd overgedragen aan de weduwe van dokter Vroman, Godelieve Dhaenens. De huidige voorzitter is haar zoon Frederik Vroman uit Tubize.
Ter gelegenheid van het vijfde wijkfeest van de Lindewijk, tevens molenfeest, werd de molen op 2 juni 2012 weer in werking gesteld en konden beide molenaars een 70-tal bezoekers verwelkomen. Het is trouwens de bedoeling om de molen voortaan geregeld te laten draaien, om verval en verwaarlozing te voorkomen. Er werden inmiddels enkele onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd en initiatieven genomen om de molen opnieuw veilig te laten functioneren.

De molen is op afspraak te bezoeken, via contact met molenaar Frederik Vroman, tel. +42 473 694 523, e-mail: mortiers.molens.zwevegem@gmail.com

TECHNISCHE BESCHRIJVING

De houten molenkast is vooraan ongeveer 4 meter breed, opzij iets meer dan 5 meter en bijna 9 meter hoog. De mkast is vooraan (dit is aan de trapzijde) en opzij links beslagen met beslagberd en aan de windzijde met schalies. De molenkap was aanvankelijk bedekt met eikenhouten schalies, daarna met grote ruitvormige eternitschalies en in de grote restauratie van 1993-'94 vernieuwd met donkere eternitleien. Bij die gelegenheid werden ook de vroeger door platen verborgen euziestaarten op de daklijsten weer vrijgemaakt.

Uiterlijk lijkt hij op een torenkotmolen, maar het is wel degelijk een houten standaardmolen op vier teerlingen, die in een later bijgemetseld teerlinghok staan. Deze ruimte werd trouwens pas door de laatste beroepsmolenaar Omer Dumortier aan de molen toegevoegd als stockeerruimte.

Deze driezolder molen is ontstaan door het ontdubbelen van de eerste of onderste zolder in een onderzolder met geringe hoogte, die op de berriebalken ligt en hier enkel via een zijbalkon bereikt kan worden, en de daarboven liggende meelzolder, waarmen via de molentrap binnen kan. Hier hangt in de rechterhoek de haverpletter en worden de zakken graan en meel gestockeerd. Hier valt ook het meel uit de meelgoten en wordt in zakken opgevallen. Van hieruit kan men verder via een heel oude binnentrap naar de derde zolder of steenzolder klimmen, waar de twee steenkoppels liggen. Boven het hoofd bevindt zich de molenas en de twee molenwielen. Het grootste ervan doet ook dienst als rem (vang) en wordt daarom vangwiel genoemd.

Kort na de eerste wereldoorlog bevond zich aan de windweeg (zijde van de roeden) in de onderzolder een koppel pletstenen om oliekoeken te breken. Die werden na die oorlog ingevoerd en hier gebroken als voeder voor de dieren. Op de molenas is nog een aandrijfwiel van die pletstenen te zien. De pletstenen werden uitgebroken in de jaren 1930 en hebben daarna tegen de muur van het maalkot gelegen, dat molenaar Dumortier aan de voet van de molen had laten bouwen.

De molen heeft een gevlucht van 24,60 meter en werd in 1935 als een van de eerste voorzien van Dekkerwieken. De verdekkering werd aangebracht op de bestaande Van Vycnktroeden. De eerste verdekkerde molen in België was die van Alfred Ronse in Gistel in 1933. Mulder Omer Dumortier was op 22 oktober 1933 met eigenaar Leon Leander Bekaert (de stichter van het wereldconcern Bekaert) naar de inwijding gaan kijken en ze waren enthousiast naar huis gekomen.

De naam "verdekkering" komt van molenbouwer en waterbouwkundige A.J. Dekker uit Nederland, die in 1925 een prijs behaalde voor o.a. zijn verbeteringen aan de molenroeden. De windplank aan de voorzijde van de molenroede werd vervangen door een gestroomlijnde vleugel die de roede vooraan en achteraan omkleedt met gegalvaniseerde zinken of aluminium platen. Hierdoor kan hoofdzakelijk de weerstand van de draaiende roede tot een derde worden teruggebracht, zodat de molen veel meer energie uit de wind kan halen. Het windvangend oppervlak is ongeveer het dubbele van het klassieke windbord en het gebruik van zeilen is voor het malen van graan niet meer nodig. Bij opkomende wind moet de molen "uit de wind" worden gedraaid, d.w.z. dat de voorzijde van de wieken een hoek (tot 60 graden) vertoont ten opzichte van de windrichting. Het nadeel van dit systeem is het verdubbelde, grote oppervlak van de wieken dat niet kan worden verminderd bij stormweer: de molenvang moet het dan houden. Ook worden (best) stormkabels aan de roeden en het vangwiel gelegd, wat dan een grote veiligheidsgarantie biedt. Meer romantisch aangelegde molenvrienden zoals Paul Bauters vonden het Dekkersysteem niet zo aantrekkelijk, want niets is mooier, naar hun oordeel, dan een Vlaamse molen met gewone wieken en roodgeverfde zeilen. Deze Dekker-verbeteringen zouden trouwens de vooruitgang ook niet tegenhouden en konden niet beletten dat mechanische maalderijen de windmolens meer en meer verdrongen.

Wie wind zegt, denkt ook aan regen. Zelden is de wind in de winter gepast om met verdekkerde wieken volledig in de wind en de regen te draaien. Dat is dan ook de enige reden waarom bij Mortiersmolen aan de achteraanweeg (dit is de rechterzijkant van de molenkast, waar de vangvlegel hangt) gegalvaniseerde platen op het beslagberd werden aangebracht, omdat namelijk de molen bij het draaien vaak  schuin op de wind en in de regen staat en die zijkant allang zou zijn doorgerot. Een normale molen met zeilen staat bij het draaien altijd in de wind, zodat wind en regen enkel op de windweeg terechtkomen. 

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Vandemaele-Decuypere Karel, de weduwe en de kinderen, molenaars te Zwevegem
- 21.11.1844, erfenis: de kinderen: a) Vandemaele Thérèse, landbouwster te Zwevegem, b) Vandemaele Dominique, c) Vandemaele Florentin, d) Vandemaele Sophie en e) Vandemaele Leo, landbouwer te Sint-Denijs (overlijden van de weduwe Decuypere van Karel Vandemaele)
- 21.11.1854, verkoop: Vandemaele-Detremmerie Ivo, landbouwer te Zwevegem (notaris Vandevenne)
- 19.12.1880, erfenis: a) Vandemaele Aloïs (voor 1/2 naakte eigendom), preister te Asper en b) Vandemaele-Detremmerie Ivo, de weduwe en de erfgenamen (voor 1/2 volle eigendom en 1/2 vruchtgebruik) (overlijden van Ivo Vandemaele)
- 13.04.1911, erfenis: a) Vandemaele Aloïs (voor 1/2 naakte eigendom), priester te Asper en b) Vandemaele-Detremmerie Ivo, de erfgenamen (voor 1/2 volle eigendom en 1/2 vruchtgebruik) (overlijden van de weduwe Detremmerie van Ivo Vandemaele)
- 13.06.1911, verkoop: Bekaert-Masureel Leo Leander, fabrikant te Zwevegem (notaris Vandevenne)
- 25.10.1936, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Leo Bekaert)
- 02.12.1938, deling: a) Bekaert Geneviève Fernande Marie Joseph, zonder beroep te Kortrijk, b) Bekaert Nicole Marie Madeleine Leonie Pauline en c) Bekaert Jacqueline Marie Louise Paul (notaris Denys)
- 18.01.1974, deling: de Liedekerke-Bekaert Charles Antoine Elie Marie Gaston graaf de Liedekerke (Leefdaal, 1923-2013), nijveraar te Leefdaal (notaris Maertens)
- 2016, eigenaar: Stichting Bekaert-de Liedekerke-Vroman, in beheer van vzw Mortiers Molen (Chaussée de Hondzocht 501, 1480 Tubize - voorzitter Frederik Vroman)

Stefaan VROMAN, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Aanvullende informatie

Aantal asomwentelingen
1992:  0
2008:  0
2009:  0
2010:  0
2011:  0
2012:

Torie Mulders (pseudoniem van Hector Vindevogel), "De windmolens tussen Schelde en Leie", in: Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, XXII, 1946-1948, p. 46-107 (92)(uitgegeven handschrift uit 1931).
De schoonste en best onderhouden molen van de gansche streek is zeker wel Mortiers Meulen!
Ze is gebruikt door de Kinders Dumortier die er prus op zijn.
Van den anderen kant, gezien de eigenaar geen geld ontziet om zijn staande werk te onderhouden - het tegenovergestelde is doorgaans de oorzaak van 't verdwijnen der windmolens -, moet ze noodzakelijk wel onderhouden zijn, en zal ze waarschijnlijk nog lange staan: als 't God belieft.
Jammer dat ze niet beter bloot en in d'ooge staat.

Lieven Denewet & Herman Vanhoutte, "Molendeskundige dr. Stefaan Vroman (1941-2011). Groot ijveraar voor betere molenrestauraties", Molenecho's, LXXX, 2011, nr. 3.
Op 10 oktober 2011 overleed, na een lange ziekte, dokter Stefaan Vroman bij hem thuis te Elingen. Hij was geboren te Zwevegem op 18 mei 1941 en was gehuwd met Godelieve Dhaenens. Ze kregen drie kinderen: Frederik, Christophe en Silvie. Vele molenvrienden woonden de uitvaartdienst in de Sint-Amanduskerk te Elingen op 15 oktober bij.
Zijn beroep als gynaecoloog en zijn passie voor windmolens waren twee zaken die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Toch kenmerkten ze Stefaan. Hij was iemand met een groot praktisch inzicht en creativiteit, maar ook met een grote zin voor - soms cynische - humor.
Als jonge knaap ging hij graag bij Omer Dumortier (1882-1958), de laatste beroepsmolenaar van de Mortiersmolen te Zwevegem. Stefaan leerde van hem de knepen van het vak. In de laatste maanden van Omers leven draaaide Stefaan alleen met de molen, omdat de oude mulder niet meer zelf naar boven kon. Vanuit zijn zetel hield Omer de molen echter in het oog, en wanneer hij wat te rap (of te traag) draaide sloeg hij met de ijzeren punt van zijn stok op het vensterglas, een geklop dat tot in de molen te horen was. Na Omers dood zorgde Stefaan verder voor de molen.
Door zijn molenpassie leerde hij bijna 50 jaar geleden zijn vrouw Godelieve Dhaenens kennen. Zij was de dochter van Jozef Dhaenens, molenaar op de Moulin de la Marquise te Moulbaix maar eveneens afkomstig van Zwevegem. Haar broer Joseph Dhaenens is er nu nog molenaar.
Dr. Vroman was in 1976 één van de stichtende leden van onze vereniging De Belgische Molen vzw, voorloper van Molenzorg Vlaanderen vzw. Hij werd er ondervoorzitter. Dr. Vroman toonde een grote bekommernis voor onze molens, in het bijzonder voor hun restauraties. Dit manifesteerde zich duidelijk in de jaren 1980, toen tijdens de economische recessie een algemene bouwonderneming zich op molenrestauraties stortte. Voor de eerste keer werden staakmolenkasten als reuzenmeubels naar een atelier gevoerd. Ze werden terug gemonteerd, maar konden niet effectief malen, alhoewel ze als dusdanig waren opgeleverd. Voorbeelden waren de Kalfmolen te Knokke en de Stokerijmolen te Kuurne. Ook  “gerestaureerde” stenen windmolens, zoals de Vannestes molen te Marke, de Fauconniersmolen te Oordegem, de Briekenmolen te Wervik en de Vanbutselesmolen te Wevelgem, hadden veel “nazorg” nodig.
Met een strijdvaardige pen klaagde dr. Vroman in ons tijdschrift Molenecho’s dat geknoei aan, als een kruistocht tegen ondeskundige aannemers. Deze artikels leidden tot boeiende discussies in de molenwereld, maar ook tot een officiële bijstelling van de regelgeving voor molenrestauraties.
Vanaf de jaren 1990 deed Stefaan het wat kalmer aan en hield zich opnieuw meer met de Mortiersmolen te Zwevegem bezig. In 1994 kwam deze driezolder-staakmolen met verdekkerde roeden in het bezit van de Stichting Bekaert-de Liedekerke-Vroman.  Dr. Vroman stond zelf in voor het permanent onderhoud en was de drijvende kracht achter de restauraties van 1994 en 2000-‘01. Hij liet deze molen regelmatig draaien tot in 2007. In de laatste jaren ging zijn gezondheid achteruit. Dit voorjaar was hij nog aanwezig op de algemene vergadering van Molenzorg Vlaanderen te Kortrijk, maar was duidelijk door zijn ziekte getekend.
Zowel  in de wereld van de verloskunde en gynaecologie als in de Vlaamse molenwereld heeft Stefaan Vroman zijn sporen nagelaten. We wensen zijn familie veel sterkte toe en houden zijn grote verdiensten in ere.

"Mortiers Molen opnieuw in werking (2012)" door Freddy Deweer
Mortiers Molen is genoemd naar het laatste geslacht dat beroepshalve de molen bemaalde tijdens de periode van 1888 tot 1958. Omer Dumortier  (° 11 januari 1882 – 22 oktober 1958) hielp vanaf 1893 met zijn vader Joseph de molen bemalen. Op het einde van zijn leven kon Omer de trap van de molen niet meer op en werd hij bijgestaan door wijlen Stefaan Vroman, toen nog student, die onder de kundige leiding van Omer de molen liet draaien.
Vanaf 13 juni 1911 werd de molen eigendom van Leo Leander Bekaert, stichter van het wereldconcern Bekaert, om bij zijn dood in 1936 over te gaan naar de drie dochters van zijn overleden zoon Maurice Bekaert. In 1974 werd de molen eigendom van de tak de Liedekerke – Bekaert (graaf en gravin Charles-Antoine de Liedekerke – Nicole Bekaert).
Stefaan Vroman, bezieler van de restauratie in 1994 en vanaf toen molenaar op Mortiers Molen, overleed op 10 oktober 2011 na enkele jaren ziekte. In de voorafgaande periode werd hij bijgestaan door zijn zoon Frederic, eveneens gediplomeerd molenaar, die geestdriftig het werk van zijn vader wil voortzetten.
Op 17 augustus 1994 werd de vzw Mortiers Molen, Stichting Bekaert – de Liedekerke – Vroman, opgericht onder het voorzitterschap van graaf Charles-Antoine de Liedekerke. Tijdens de ziekte en na de dood van Stefaan stond de molen geruime tijd stil en het spreekwoord zegt het:  “rust roest“.  Dat was ook het geval met Mortiers Molen. Stilstand betekend verval. Toezicht en onderhoud komen niet meer aan bod, houtborende insecten versnellen het verval en de molen komt er troosteloos bij te staan.
Molinoloog en gediplomeerd meester molenaar Freddy Deweer, tevens vriend van de familie Vroman, besliste na de dood van Stefaan  zijn taak over te nemen. Op 28 maart 2012 werd tijdens de algemene vergadering van de vzw Mortiers Molen beslist om Frederic Vroman en Freddy Deweer aan te stellen als molenaars van Mortiers Molen. Het voorzitterschap, waargenomen door graaf Charles-Antoine de Liedekerke, werd overgedragen aan de weduwe van dokter Vroman, Godelieve Dhaenens.
Ter gelegenheid van het vijfde wijkfeest van de Lindewijk, tevens molenfeest, werd de molen op 2 juni 2012 weer in werking gesteld en konden beide molenaars een 70-tal bezoekers verwelkomen. Het is trouwens de bedoeling om de molen voortaan geregeld te laten draaien, om verval en verwaarlozing te voorkomen. Er werden inmiddels enkele onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd en initiatieven genomen om de molen opnieuw veilig te laten functioneren. Onder het motto “de molen draait niet met de wind die voorbij is“ zijn er goede voornemens voor de toekomst.  “Cedici sed surgam“

In memoriam
De heer Charles-Antoine, Elie, Marie, Gaston Graaf de Liedekerke
Geboren te Leefdaal op 20.10.1923.
Overleden te Leefdaal op 05.06.2013.
+
"Als u wist wat God wil geven" Jan 4, 10

Gravin Charles-Antoine de Liedekerke
Graaf en Gravin Charles-Amédée de Liedekerke
Graaf Geoffroy de Liedekerke
Graaf en Gravin Henri de Liedekerke
Graaf en Gravin Hugues de Lannoy
Graaf Rodolphe de Liedekerke
Graaf en Gravin Charles-Antoine de Liedekerke
De Heer en Mevrouw Barthélemy de Callataÿ
De Heer en Mevrouw Pierre-Edouard Fraigneau en hun zoon
De Heer en Mevrouw Brieuc Verhaegen en hun kinderen
Graaf Pierre de Liedekerke
Gravin Alice de Liedekerke
Graaf Baudouin de Lannoy
Gravin Blanche de Lannoy
Gravin Madeleine de Lannoy
Graaf de Liedekerke, zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen
De kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van wijlen Graaf en Gravin Philippe de Limburg Stirum
De kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van wijlen Graaf en Gravin Emmanuel de Montalembert
Burggravin Alain de Becdelièvre, haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen
Graaf en Gravin Jacques de Liedekerke, hun kinderen en kleinkinderen
Gravin de T'Serclaes, haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen
De kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van wijlen De Heer en Mevrouw André Pirmez
De familiale Vereniging Liedekerke

delen u met diepe droefheid het overlijden mede van echtgenoot, vader, schoonvader, grootvader, achtergrootvader, broer, schoonbroer en onkel

Charles-Antoine, Elie, Marie, Gaston Graaf de Liedekerke
echtgenoot van Nicole BEKAERT
Doctor in de rechtsgeleerdheid UCL
Ere-bestuurder van NV BEKAERT SA
Voormalig gemeenteraadslid Bertem
Ere-voorzitter van de Leefdaalse oud strijders
Ere-voorzitter van de Veteranen van Leopold III
Vrijwilliger 1940-1945
Officier in de Orde van Leopold
Medaille van de weerstand
Werk Medaille eerste klasse
Militaire Decoratie tweede klasse

Geboren te Leefdaal op 20 oktober 1923 en aldaar overleden
op 5 juni 2013 gesterkt door de heilige Sacramenten

De begrafenisplechtigheid, gevolgd door de bijzetting in de familiegrafkelder, zal plaatshebben in de Sint-Lambertuskerk te Leefdaal, op zaterdag 8 juni 2013 om 11 uur 30

De familie zal de begroetingen en de rouwbeklag vanaf 11 uur ontvangen

Noch bloemen noch kransen

Bron: De Standaard, Het Nieuwsblad, 06.06.2013.

Archieven en landkaarten

Villaretkaart (1745-1748) (niet aangeduid)
Ferrariskaart (ca. 1775)
Landboek van Zwevegem (1790 (niet aangeduid)
Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)
Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860)

Werken

Chr. Devyt, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966, p. 122;
Lieven Denewet, "Electriciteitsopwekking met traditionele windmolens in Vlaanderen", Land in zicht, LXXVIII, 2009, 3, p. 10-13.
Lieven Denewet & Herman Vanhoutte, "Molendeskundige dr. Stefaan Vroman (1941-2011). Groot ijveraar voor betere molenrestauraties", Molenecho's, LXXX, 2011, nr. 4.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 430-431(Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9);
Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
Jeroen Cornilly, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel 1. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt", Brugge, 2001, p. 242:
Jaak Bataille, Hubert Demeulenaere, Stefaan Vroman & Jan Deloof, "Onze molens nu en toen. Heestert, Moen, Otegem, Sint-Denijs en Zwevegem", Zwevegem, 1994, p. 13-22;
Lieven Denewet, "Vijf goedgekeurde West-Vlaamse molenprojecten in 1999", in: Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse Molens, XV, 1999, p. 68-75;
Stefaan Vroman, "Mortiers molen te Zwevegem is weer maalvaardig", in: Molenecho's, XXIII, 1995, p. 15-19;
Molenzorg vzw, "De Mortiersmolen van Zwevegem op nieuwe voet", Molenecho's, XXIX, 2001, nr. 2, p. 63-65;
Lieven Denewet, "Vier inhuldigingen in het weekend van 8 op 9 september 2001", in: Molenecho's, XXIX, 2001, nr. 4, p. 196;
S. Vroman, "Zwevegem. Mortiersmolen", in: Molenecho's, VI, 1978, p. 90;
Torie Mulders (pseudoniem van Hector Vindevogel), "De windmolens tussen Schelde en Leie", in: Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, XXII, 1946-1948, p. 46-107 (92)(uitgegeven handschrift uit 1931).
V. Ovaere, "Sprokkelingen uit Zwevegem's verleden", I-II, Zwevegem, 1968;
S. Vanhuysse, "Oud Sweveghem", Zwevegem, 1976;
R. Witdouck, "Onze Zwevegemse molens vroeger en nu" in: Biekorf, 95, 1995, nr. 3, p. 268-276.
J. De Schepper, "De mooie molen bedreigd. Molenzorg", in: Open Deur, Brussel, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap. Culturele diensten, 10, 1978, p. 101-107, ill.
Lieven Denewet & Herman Vanhoutte, "Molendeskundige dr. Stefaan Vroman (1941-2011). Grote ijveraar voor betere molenrestauraties", Molenecho's, XXXIX, 2011, nr. 3.
Jacques Lorthiois, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (126).

Persberichten
GJZ, "Cubaanse sfeer tijdens zevende wijkfeest op de Lindewijk", Het Wekelijks Nieuws, 28.06.2013.
JME, "Vanavond opening Circa Zomerbar", Het Laatste Nieuws, 25.05.2018.
Geert Vanhessche, "Luxueus bouwproject Mortiersmolen in Zwevegem komt er niet", Het Wekelijks Nieuws, ed. Kortrijk, 13 juni 2019.
Christophe Lefebvre, " 'Brand' bij Molen was kortsluiting", Krant van West-Vlaanderen, 16.01.2021.

Mailbericht
Ronald Troost, 08.12.2016, 15.01.2018.

 

 

Overige foto's

transparant

Mortiersmolen

Foto: Marnix Demoor, 25.05.2010

Mortiersmolen

Foto: Donald Vandenbulcke, Staden

Mortiersmolen

Foto: Jan Vanderbeke, Kortrijk

Mortiersmolen

Prentkaart Nels. Verzameling Ons Molenheem

Mortiersmolen

De vrijwillige molenaars Freddy Deweer en Frederic Vroman, 2012.


Laatst bijgewerkt: zaterdag 12 november 2022
Stuur uw teksten over deze molen
Stuur uw foto's van deze molen
  

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in databasezoek op provincieStuur een e-mail over molen Mortiersmolen, Zwevegemhomevorige paginaNaar Verdwenen Molens